We eindigen het jaar precies zo als we het begonnen zijn, in een volledige lockdown.
Het lijkt erop dat we in een jaar niets opgeschoten zijn. De discussies in de politiek zijn in een jaar niet veel veranderd. In de maatschappij zijn de discussies wel veranderd. De rek is er duidelijk uit en het verzet groeit. Ook in het bedrijfsleven is de rek er uit alleen ontbreekt het aan instrumenten om het verzet vorm te geven. De cultuursector wordt hard getroffen door de maatregelen en heeft geen enkele mogelijkheid invloed te hebben op de oplossingen. Natuurlijk wordt er binnen verschillende belangenverenigingen stevig gediscussieerd over met name hoe de steunpakketten vorm gegeven moeten worden maar verder dan een persbericht lijkt het niet te komen.
Ondertussen klinkt steeds duidelijker de roep om transitie van arbeid naar sectoren die op dit moment juist een enorme vraag naar personeel hebben. Macro-economisch gezien een kille maar juiste constatering. Het klinkt daarbij als een logische, noodzakelijke stap op weg naar een oplossing voor de pandemie. Getroffen sectoren worden ontzien en sterke sectoren worden geholpen. Maar juist onze cultuursector is daarvan zwaar de dupe. Op de lange termijn is dit geen oplossing.
In het afgelopen jaar hebben veel freelancers, zzp’ers en uiteindelijk ook vaste medewerkers het veld verlaten. Zij kiezen, bewust of gedwongen, voor een toekomst buiten de sector. Veelal komen ze in aanpalende sectoren terecht waarbij het werk natuurlijk nooit zo leuk is als in onze passie gedreven cultuursector maar de voorwaarden, salaris en arbeidsvoorwaarden zijn doorgaans aantrekkelijker dan in de cultuur. Voorheen woog de passie sterk op tegen de betere voorwaarden elders maar in deze periode helpen de betere voorwaarden om definitief te kiezen voor het andere werk. Samen met het steeds dwingender advies om ander werk te zoeken vanuit macro economisch perspectief kan dit de nekslag voor de sector betekenen. Het voortdurend gebrek aan perspectief vanuit de overheid op een herstel na corona leidt er toe dat de instroom in de sector óók onder druk staat. Opleidingen zien dat inmiddels al een jaar gebeuren. Aanmeldingen voor opleidingen nemen zienderogen af.
Zonder gekwalificeerd personeel zal de sector niet meer volledig open kunnen als die mogelijkheid zich weer aan dient. Alle steunmaatregelen ten spijt zullen in die situatie de producenten, gezelschappen en organisaties alsnog tot stilstand komen omdat er simpelweg te weinig mensen zijn die nog in onze sector willen werken.
Voor een flink deel heeft de sector deze situatie aan zichzelf te danken. Kortzichtig bezuinigen op de inkoop, of het nu gaat om personeel of materiaal en apparatuur, heeft geleid tot een hele schrale sector waarin het rendement van de opdrachtgevers leidend lijkt te zijn in plaats het belang van een gezonde sector waar in alle geledingen een gezonde bedrijfsvoering mogelijk is. Naast slechte betalingen van het personeel zijn de toeleveranciers al decennia de sluitpost op de begrotingen van evenementen, theater en festivals. Inmiddels is wel duidelijk dat de pandemie aan die kant van de sector veel zwaardere gevolgen heeft dan aan de kant van de opdrachtgevers die over het algemeen beter profiteren van de steun maatregelen. Zeker de zzp’ers, die eerder dé oplossing geacht werden voor de sector, zijn nu heel slecht af. De steunmaatregelen kennen allerlei voorwaarden die voor hun niet tot een reële oplossing leiden. Juist zij zullen nu als wendbare zelfstandige voor een andere werkkring kiezen.
De cultuursector kijkt uit naar het rapport over het trickle-down effect. Minister van Engelshoven heeft veel geld in de sector gestoken en daarbij gekozen het geld als het ware van boven af in de sector te gieten in de veronderstelling dat een deel van het geld uiteindelijk wel bij het personeel en de zzp’ers terecht zal komen. Inmiddels is wel duidelijk dat het geld daar juist niet terecht is gekomen. Veel gezelschappen, theaters en producenten hebben er voor gekozen het geld aan te wenden voor versterking van hun eigen positie en zelfs te investeren in materiaal en apparatuur. Het personeel is massaal ontslagen, weggevloeid heet dat, en profiteert dus helemaal niet van de genereuze steun die de sector heeft ontvangen. Natuurlijk moeten we het rapport afwachten zoals van Engelshoven bij voortduring roept. Maar ik vrees dat het een gematigd beeld zal laten zien: in de Nederlandse traditie, het valt allemaal wel mee. Pas als de sector echt in de problemen terecht komt en theaters, musea en festivals niet open zullen gaan, zullen we terug kijken en helder zien dat het niet mee viel. Alleen helpt het dan niet meer.
Alles wat groeit en bloeit ontstaat vanuit de bodem. Zorgvuldig water geven en de juiste dosering van voedingsstoffen maken een optimale groei mogelijk. Een enorme plens water zal het broze plantje verstikken en is bovendien zonde van het schaarse water.
Als we de cultuursector boven water willen houden, willen beschermen voor de gevaren van de pandemie en behoeden voor misstanden binnen het eigen systeem, dan zullen we de steun om moeten draaien. Voeding geven aan de bodem, het personeel, en ontwikkelkracht stimuleren door heel gerichte ondersteuning van de toeleveranciers. In het huidige systeem is veel te weinig ruimte voor innovatie. Dat gaat niet alleen over productontwikkeling maar ook over het creëren van een gezond ‘leefklimaat’ in de sector waardoor voor alle geledingen de sector voelt als een gave werkplek waar zorgzaamheid, transparantie, vertrouwen én een juiste beloning voor inzet, de kernwaarden zijn.
En dat kan alleen van onderaf.